31
Het viel niet mee om een parkeerplek te vinden. Hoe had David ook moeten weten dat zoveel mensen woensdag om twaalf uur ’s middags hun boodschappen deden? Hij kon zich niet herinneren wanneer hij voor het laatst in een supermarkt was geweest. Waarom zou hij, als winkels tegenwoordig aan huis bezorgden?
De motor tikte, terwijl hij in zijn auto zat te wachten op een vrouw die, geheel in Barbour gehuld, haar boodschappen in de achterbak laadde van een met modder besmeurde Land Rover, in de hoop dat zij dadelijk weg zou rijden.
Het had hem nog geen uur gekost om Lynda te vinden. Hij had haar telefoonnummer, daar had zij wel voor gezorgd. Ze stond mee te kijken toen hij het op zijn iPhone intoetste. Maar hij wilde haar persoonlijk spreken. Hij wilde eindelijk eens zelf de touwtjes in handen hebben. Hij liep altijd een stap achter bij Nicci’s moeder, en daar had hij genoeg van. Hij wilde haar spreken zonder dat ze zich daar op had kunnen voorbereiden, en hij wilde zeggen wat hij te zeggen had en dan… enfin, dan zouden ze wel verder kijken.
De vrouw in de Land Rover reed achteruit en hij draaide zijn auto in de parkeerplek.
Je kunt nog terug, dacht hij. Je hoeft dit niet te doen. Je kunt haar opbellen. Zeggen dat je het niet wilt. Dat ze je met rust moet laten. Maar dat deed hij niet. Hij had zijn besluit genomen. Hij kon nu niet meer terug. Op de een of andere manier, na een aantal lange, donkere nachten, wist hij dat hij de juiste beslissing had genomen.
Ondanks de hordes mensen in de supermarkt – voornamelijk vrouwen met kleine kinderen – het elektronische gegons van de kassa’s, het gerammel van winkelwagentjes, de voortdurende aankondigingen die door winkel schalden en het uniform dat hij niet kende, zag hij haar meteen zitten. Het kwam waarschijnlijk door haar gelijkenis met Nicci. Of anders door de vorm van haar hoofd. Of misschien had hij gewoon mazzel. Hij liep niet meteen naar haar kassa, maar sloop door de gangpaden, pakte een pak melk dat hij niet nodig had, en brood en een doos Weetabix, terwijl hij daar ook nog genoeg van had. Hij greep een kant-en-klare trifle uit het schap, die bijna licht gaf van alle verboden e-nummers. Charlie en Harrie zouden hem vast heerlijk vinden.
Maar Nicci zou woedend zijn geweest. Nou ja, kon hem het schelen? Wat huwelijksbedrog betrof, was dit nog maar het puntje van de ijsberg.
Zijn rij was niet de kortste, maar hij ging er toch in staan, en hij bekeek haar van achter twee volgeladen winkelwagentjes terwijl ze met kleine, sterke handen de boodschappen greep en scande, cijfers intoetste en beleefd maar afstandelijk de klanten te woord stond. Totaal anders dan de spontane vrouw aan de andere kassa, die aan één stuk door over haar kinderen en het weer en de zomervakantie zat te kletsen, ook al wist David zeker dat ze de mensen die bij haar kwamen afrekenen verder helemaal niet kende.
‘Wilt u er misschien een tasje bij, meneer?’ vroeg Lynda zonder opkijken, toen ze aan zijn boodschappen was begonnen.
‘Nee, dank je, Lynda,’ zei David. ‘Maar ik wil wel graag even met je praten.’
De plastic melkfles gleed uit haar vingers en stuiterde over het glas van haar scanner.
‘Hoe heb je… Ik heb toch niet… Niet hier,’ zei ze uiteindelijk.
Zoals gewoonlijk kon hij niets opmaken uit haar gezichtsuitdrukking. Shock, vreugde, een akelig voorgevoel – het flitste allemaal over haar gezicht, om meteen weer te verdwijnen. Het zou wel komen doordat ze jarenlang haar gevoelens verborgen had moeten houden.
‘Dat is prima,’ zei David. Hij glimlachte, maar dat stelde haar zo te zien niet gerust. En dat was ook niet zijn bedoeling. ‘Ik wacht wel even.’ Hij draaide zijn pols om en keek op zijn Omega. Een laatste verjaardagscadeau van Nicci. ‘Maar niet heel lang.’
‘Ik ben zo klaar.’ Lynda keek op haar eigen horloge. ‘Over twintig minuten heb ik lunchpauze. Dan zie ik je buiten bij de winkelwagentjes.’
‘Waarom heb je niet gewoon gebeld?’ vroeg ze. Met de donkerblauwe regenjas over haar kassa-uniform leek Lynda meer zichzelf.
David haalde zijn schouders op en vertrapte zijn half opgerookte Marlboro onder zijn brogue. ‘Laten we in de auto verder praten.’
‘Ik wilde je spreken,’ luidde zijn enige uitleg toen ze naast elkaar in zijn auto zaten, met de autoraampjes half omlaag. Hij deed zijn best om zich niet ongemakkelijk te voelen bij deze oudere net-niet-Nicci op de plek waar Nicci zo vaak had gezeten. Ze leunde tegen het raampje met haar elleboog en liet haar hoofd in haar hand rusten, precies zoals Nicci altijd deed. Het was een stuk eenvoudiger geweest om op neutraal terrein af te spreken, liefst met een kop koffie erbij. Maar het moest toch gebeuren. Als hij hier echt mee door zou gaan, was neutraliteit geen optie meer.
‘Aha.’ Ze knikte, want ze begreep heel goed wat hij zei: Ik wilde je hiermee overvallen. ‘Maar hoe wist je dat ik hier was?’
‘Dat was niet zo moeilijk. Niet echt. Je vertelde dat je weer in Margate was gaan wonen toen je voor de tweede keer terugging, en dat je daar altijd bent gebleven. Je vertelde dat je in een grote supermarkt werkte. En zoveel grote supermarkten zijn hier niet. Ik heb een beetje rondgebeld met een leugentje. Dus als iemand iets vraagt, dan heb jij je leesbril bij mij thuis laten liggen, oké?’
Voor het eerst krulden haar lippen tot een glimlach. ‘Ik vroeg me al af waar ik die had gelaten,’ zei ze.
Lynda keek naar de man naast zich en onderdrukte de neiging om tegen hem te zeggen dat hij niet op de velletjes rond zijn duimnagel moest bijten. Hij was niet echt een man. Ja, wel wat leeftijd en verantwoordelijkheden betrof, maar hij had iets jeugdigs, iets vriendelijks. Zijn ogen stonden vol pijn, maar je zag zo dat zijn leven niet zwaar was geweest, tot het moment waarop hij zijn vrouw verloor. Geen wonder dat Nicci van hem hield. Lynda voelde zich trots; trots omdat ze, ondanks alles wat ze fout had gedaan als moeder, toch een vrouw op de wereld had gezet die gevoelens had opgevat voor zo’n man – een goed mens.
David ving haar blik op. Ze draaide zich weg en zette zich schrap voor wat er ging komen.
‘Ik heb je een paar dingen te zeggen,’ zei hij. ‘Maar eerst wil ik je iets vragen.’
‘Oké,’ zei Lynda. ‘Vraag maar.’
‘Waarom nu?’ vroeg David. ‘Je hebt jaren de tijd gehad om contact te zoeken met Nicci, en bij mijn weten – al weten we nu dat ik niet alles wist – heb je dat nooit geprobeerd. Niet één keer. Waarom nu wel?’
Lynda deed haar ogen dicht en haalde diep adem. Als ze de klok kon terugdraaien…
‘Ten eerste heb ik dat wel gedaan. Meteen in het begin. Ik heb haar drie keer een brief gestuurd. Ik neem aan dat ze de eerste twee niet heeft gelezen, maar op de derde kwam een heel kort antwoord, niet bepaald vriendelijk, waarin ze liet weten hoe ze over me dacht. In niet mis te verstane bewoordingen. Ze wilde niets meer met mij te maken hebben zolang ik bij hem was.’
‘En toch bleef je bij die man?’
Lynda keek hem niet aan. Dat hoefde ook niet. Ze wist wat hij dacht. Ze dacht het zelf ook. ‘Dat weet je best,’ antwoordde ze. Ze hoopte dat de rest van de zin – einde onderwerp – hem wel duidelijk was.
‘Brian is drie jaar geleden overleden,’ ging ze verder. ‘Hij had ook kanker; longkanker.’ Ze staarde nadrukkelijk naar het pakje Marlboro dat David op het dashboard had gegooid. ‘Zodra ik weer wat bij mijn positieven was gekomen, heb ik haar via het blijf-van-mijn-lijfhuis een brief gestuurd, maar daar was geen recent adres van haar bekend.’
‘Hoe kan dat nou?’ Davids knokkels kleurden wit om zijn stuur. ‘Ze schonk verdorie maandelijks geld aan hen.’
‘Ja,’ zei Lynda. ‘Dat bedacht ik ook al. Misschien heeft zij wel tegen hen gezegd dat ze geen contact meer met mij wilde. In mijn ervaring is het leven zelden zo gecompliceerd als we denken. Dus ik vermoed dat zij daar gewoon nooit de link hebben gelegd tussen Nicola Webster en Nicci Morrison. Waarom zouden ze ook? Het was twintig jaar geleden. Ze hebben meer dan genoeg aan hun hoofd, met al die mensen die nu hun hulp nodig hebben.’
Er was nog een andere mogelijkheid, wist Lynda: dat ze wel de link met Nicci hadden gelegd, maar dat Nicci had gezegd dat ze er niets mee te maken wilde hebben. Of erger nog: dat ze haar brieven wel hadden doorgestuurd, maar dat Nicci ze had weggegooid… Die gedachte zette ze meteen van zich af, want ze kon hem niet verdragen.
Het bleef even stil in de auto. Er klonk alleen het getrommel van Davids vingers op het stuur. Hij greep een paar keer instinctief naar het pakje sigaretten, maar beheerste zich telkens. Lynda staarde naar haar eigen handen. Levervlekken kleurden de dunne huid, en over haar knokkels liepen diepe groeven.
En ze wachtte af.
‘Goed,’ zei hij. ‘Je mag de meisjes zien. Maar…’ Hij stak zijn hand op om te voorkomen dat zij hem in de rede viel. ‘Ik wil dat jij eerst een paar dingen tot je laat doordringen. Ten eerste: dit is mijn eigen beslissing. Niet die van iemand anders. Ten tweede: ik denk niet dat Nicci dit had gewild. Maar dat zullen we nooit zeker weten. Daar kan ik mee leven. Ik zal wel moeten. Ten derde: mijn vrienden vinden het een verkeerde beslissing en ze zijn er niet blij mee, maar dan hebben ze pech. Daar kan ik ook mee leven.’
Hij zweeg. Nu kon hij echt niet meer terug. Hij kon alleen nog maar vooruit. Vooruit naar een leven zonder Nicci.
‘Ik zal dit eerst aan de meisjes moeten uitleggen,’ zei David. ‘Ik heb alles overwogen en ik kom er steeds op uit dat als zij er later, als ze groot zijn – als ze twintig, of dertig, of veertig zijn – achter komen dat ze nog een oma hadden en dat ik dat voor hen heb verzwegen… dat er dus een deel van hun moeder was waar ik hen nooit toegang tot heb geboden… Nou ja, dat zullen ze me vast nooit vergeven. En als Nicci bang was dat de geschiedenis zich zou herhalen, dan ben ik dat ook.’
Zijn lichaam zakte ineen van de krachtsinspanning die het kostte om deze enorme stap te zetten, en van opluchting. Of het de juiste beslissing was, moest de tijd maar leren.